De Past Simple (ook wel de verleden tijd genoemd) is een grammaticale tijd die gebruikt wordt om acties of gebeurtenissen te beschrijven die op een specifiek moment in het verleden hebben plaatsgevonden. Het geeft aan dat iets is afgerond.
De Past Simple
De Past Simple wordt gevormd door de verleden tijd van het hoofdwerkwoord. Voor regelmatige werkwoorden voegt men -ed toe aan de stam van het werkwoord.
Structuur:
- Affirmatief: Subject + verleden tijd van het werkwoord
- Negatief: Subject + did not (didn't) + hoofdwerkwoord
- Vragend: Did + subject + hoofdwerkwoord?
Voorbeelden
Affirmatief:
- I read a book.
- They played football.
Negatief:
- She did not (didn't) study for the exam.
- We did not (didn't) watch TV.
Vragend:
- Did you sleep?
- Did he cook dinner?
Gebruik van de Past Simple
-
Acties die in het verleden zijn afgerond:
I visited Paris last year.
-
Een reeks van afgeronde acties:
She finished her homework and went to bed.
-
Specifieke momenten in het verleden:
He called me yesterday.
-
Bijzonderheden in verhalen:
Once upon a time, there was a princess who lived in a castle.